Thema Duurzame mobiliteit
Thema Openbaar vervoer
Redactie
Elke paar maanden groeit de omvang van de zero-emissievloot. Het lijkt erop dat het doel – alle ov-bussen zero emissie in 2030 – haalbaar is.
Het is snel gegaan. In 2013 werden de eerste negen batterijbussen geïntroduceerd: zes op Schiermonnikoog en drie inductiebussen in de stad Utrecht. Het waren na de 43 trolleybussen van Arnhem de eerste elektrische bussen sinds lange tijd. Drie jaar later, in 2016, kwam het zero-emissieprogramma pas echt serieus op gang: met 63 stuks, onder meer 43 ze-bussen in Eindhoven en 16 in Limburg. De jaren erna was de aanwas respectievelijk +49 (2017), +196 (2018) en +413 (2019). Twee waterstofbussen uit Eindhoven zijn eind 2019 uit bedrijf genomen. De eindstand van 2019 kwam daarmee uit op 773. In de eerste vijf maanden van 2020 zijn daar alweer 48 ze-bussen aan toegevoegd.
Techniek
De meeste zero-emissiebussen (536) zijn batterijbussen die hun stroom ontvangen via een laadarm (pantograaf). Dat gebeurt bij de remise, op het busstation of bij een laadportaal onderweg. Het tussentijds snel kunnen bijladen heeft als voordeel dat het batterijpakket beperkt kan blijven. Dat scheelt gewicht en kosten. Verder zijn er 233 plug-in-bussen. Deze worden ’s nachts via een stekker opgeladen. Deze laden langzamer dan de bussen met opportunity charging. Omdat ze in principe de hele dag met een batterijlading doen is hun actieradius beperkt, op dit moment zo’n 300 kilometer op een dag. Maar op korte termijn zijn er al plug-in-bussen beschikbaar voor 500 kilometer. Veel informatie over laadprofielen is te vinden in een publicatie van ElaadNL.
Bussenleveranciers
Van alle zero-emissie (ze-)bussen is 64 procent geleverd door VDL, 13 procent door Ebusco en 6 procent door BYD. Met andere woorden: het grootste deel van de ze-vloot is van Nederlandse makelij. Hoewel dat laatste natuurlijk betrekkelijk is, want de VDL-fabriek staat in het Belgische Roeselare en de batterijen zijn afkomstig uit Azië. Niettemin vervult de Nederlandse bijdrage velen met trots. In de tweede helft van 2020 gaat het aandeel niet-Nederlandse bussen echter afnemen door de geplande instroom van veel ze-bussen van BYD (IJssel Vecht), Ebusco (Amstelland-Meerlanden en Utrecht) en Heuliez (Utrecht).Het is snel gegaan. In 2013 werden de eerste negen batterijbussen geïntroduceerd: zes op Schiermonnikoog en drie inductiebussen in de stad Utrecht. Het waren na de 43 trolleybussen van Arnhem de eerste elektrische bussen sinds lange tijd. Drie jaar later, in 2016, kwam het zero-emissieprogramma pas echt serieus op gang: met 63 stuks, onder meer 43 ze-bussen in Eindhoven en 16 in Limburg. De jaren erna was de aanwas respectievelijk +49 (2017), +196 (2018) en +413 (2019). Twee waterstofbussen uit Eindhoven zijn eind 2019 uit bedrijf genomen. De eindstand van 2019 kwam daarmee uit op 773. In de eerste vijf maanden van 2020 zijn daar alweer 48 ze-bussen aan toegevoegd.
Waar rijden ze?
De concessie Groningen Drenthe, Amstelland-Meerlanden en Limburg spannen op dit moment met 166, 100 en 95 ze-bussen de kroon. De Vervoerregio Amsterdam komt met de ze-bussen uit de concessies Waterland, Zaanstreek en Amsterdam uit op 147.
Connexxion heeft inclusief dochter Hermes de meeste ze-bussen rijden, namelijk 291 (35%). Qbuzz heeft er 225 in gebruik (27%) en Arriva 157 (19%). Keolis zou zich eind dit jaar bij deze koplopers kunnen aansluiten, als de bestelde 300 ze-bussen voor de nieuwe concessie IJssel Vecht dan in gebruik kunnen worden genomen. Daarmee zou Keolis niet aan kop komen, want ook bij Connexxion komen er dit jaar nog 169 ze-bussen bij en bij Qbuzz nog 95.
Prognose
Waar staan we nu ten opzichte van de doelstellingen uit het Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer per Bus? In dit op 15 april 2016 ondertekende bestuursakkoord beloofden de provincies en de twee vervoerregio’s zich in te spannen om vier doelstellingen te verwezenlijken:
In vier jaar tijd is het ze-aandeel gegroeid van 0 naar ruim 15 procent (821 bussen op een totaal van 5300). In de rest van 2020 komen daar volgens de planning nog 576 ze-bussen bij. Het ze-aandeel groeit daarmee tot 26 procent. Met de huidige planningen en inschattingen kunnen we ervan uitgaan dat, als de coronacrisis niet tot grote vertragingen leidt, er in 2025 ongeveer 3300 ze-bussen in gebruik zijn (62% van het wagenpark).
In de periode 2026-2030 moeten er jaarlijks nog 400 bussen-met-uitstoot vervangen worden door zero-emissiebussen. Qua aantallen is dat goed te doen Wel worden de laatste tranches waarschijnlijk het lastigst: lange streeklijnen, lijnen met bussen die meer dan 500 kilometer op een dag rijden (zie het artikel hierover) en lijnen met zeer veel reizigers. Hier liggen nog de nodige uitdagingen in het verschiet.
Techniek
De meeste zero-emissiebussen (536) zijn batterijbussen die hun stroom ontvangen via een laadarm (pantograaf). Dat gebeurt bij de remise, op het busstation of bij een laadportaal onderweg. Het tussentijds snel kunnen bijladen heeft als voordeel dat het batterijpakket beperkt kan blijven. Dat scheelt gewicht en kosten. Verder zijn er 233 plug-in-bussen. Deze worden ’s nachts via een stekker opgeladen. Deze laden langzamer dan de bussen met opportunity charging. Omdat ze in principe de hele dag met een batterijlading doen is hun actieradius beperkt, op dit moment zo’n 300 kilometer op een dag. Maar op korte termijn zijn er al plug-in-bussen beschikbaar voor 500 kilometer. Veel informatie over laadprofielen is te vinden in een publicatie van ElaadNL.
Bussenleveranciers
Van alle zero-emissie (ze-)bussen is 64 procent geleverd door VDL, 13 procent door Ebusco en 6 procent door BYD. Met andere woorden: het grootste deel van de ze-vloot is van Nederlandse makelij. Hoewel dat laatste natuurlijk betrekkelijk is, want de VDL-fabriek staat in het Belgische Roeselare en de batterijen zijn afkomstig uit Azië. Niettemin vervult de Nederlandse bijdrage velen met trots. In de tweede helft van 2020 gaat het aandeel niet-Nederlandse bussen echter afnemen door de geplande instroom van veel ze-bussen van BYD (IJssel Vecht), Ebusco (Amstelland-Meerlanden en Utrecht) en Heuliez (Utrecht).Het is snel gegaan. In 2013 werden de eerste negen batterijbussen geïntroduceerd: zes op Schiermonnikoog en drie inductiebussen in de stad Utrecht. Het waren na de 43 trolleybussen van Arnhem de eerste elektrische bussen sinds lange tijd. Drie jaar later, in 2016, kwam het zero-emissieprogramma pas echt serieus op gang: met 63 stuks, onder meer 43 ze-bussen in Eindhoven en 16 in Limburg. De jaren erna was de aanwas respectievelijk +49 (2017), +196 (2018) en +413 (2019). Twee waterstofbussen uit Eindhoven zijn eind 2019 uit bedrijf genomen. De eindstand van 2019 kwam daarmee uit op 773. In de eerste vijf maanden van 2020 zijn daar alweer 48 ze-bussen aan toegevoegd.
Waar rijden ze?
De concessie Groningen Drenthe, Amstelland-Meerlanden en Limburg spannen op dit moment met 166, 100 en 95 ze-bussen de kroon. De Vervoerregio Amsterdam komt met de ze-bussen uit de concessies Waterland, Zaanstreek en Amsterdam uit op 147.
Connexxion heeft inclusief dochter Hermes de meeste ze-bussen rijden, namelijk 291 (35%). Qbuzz heeft er 225 in gebruik (27%) en Arriva 157 (19%). Keolis zou zich eind dit jaar bij deze koplopers kunnen aansluiten, als de bestelde 300 ze-bussen voor de nieuwe concessie IJssel Vecht dan in gebruik kunnen worden genomen. Daarmee zou Keolis niet aan kop komen, want ook bij Connexxion komen er dit jaar nog 169 ze-bussen bij en bij Qbuzz nog 95.
Prognose
Waar staan we nu ten opzichte van de doelstellingen uit het Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer per Bus? In dit op 15 april 2016 ondertekende bestuursakkoord beloofden de provincies en de twee vervoerregio’s zich in te spannen om vier doelstellingen te verwezenlijken:
- uiterlijk in 2025 zijn alle nieuw instromende bussen emissievrij ‘aan de uitlaat’
- uiterlijk in 2030 is het regionale busvervoer volledig emissievrij
- ze-bussen maken gebruik van groene energie, die bij voorkeur lokaal is opgewekt
- in de ov-concessies is de CO2-uitstoot per reizigerskilometer steeds zo laag mogelijk.
In vier jaar tijd is het ze-aandeel gegroeid van 0 naar ruim 15 procent (821 bussen op een totaal van 5300). In de rest van 2020 komen daar volgens de planning nog 576 ze-bussen bij. Het ze-aandeel groeit daarmee tot 26 procent. Met de huidige planningen en inschattingen kunnen we ervan uitgaan dat, als de coronacrisis niet tot grote vertragingen leidt, er in 2025 ongeveer 3300 ze-bussen in gebruik zijn (62% van het wagenpark).
In de periode 2026-2030 moeten er jaarlijks nog 400 bussen-met-uitstoot vervangen worden door zero-emissiebussen. Qua aantallen is dat goed te doen Wel worden de laatste tranches waarschijnlijk het lastigst: lange streeklijnen, lijnen met bussen die meer dan 500 kilometer op een dag rijden (zie het artikel hierover) en lijnen met zeer veel reizigers. Hier liggen nog de nodige uitdagingen in het verschiet.
Delen via