In het afgelopen decennium wordt de Nederlandse asfaltsector steeds vaker geconfronteerd met onzekerheden over de kwaliteit van het aangelegde asfalt in relatie tot het bindmiddel. In 2019 ging het echt mis op een werk van RWS. Kort na aanleg (binnen een periode van twee dagen tot zes maanden) werd schade geconstateerd in de aangebrachte deklagen. RWS heeft hiertoe zijn contractmodule “de leerruimte” geactiveerd en hierin samen met de betreffende aannemer een onderzoek gestart naar hoe deze vroegtijdige schade in de toekomst voorkomen kan worden.

In het afgelopen decennium wordt de Nederlandse asfaltsector steeds vaker geconfronteerd met onzekerheden over de kwaliteit van het aangelegde asfalt in relatie tot het bindmiddel. In 2019 ging het echt mis op een werk van RWS. Kort na aanleg (binnen een periode van twee dagen tot zes maanden) werd schade geconstateerd in de aangebrachte deklagen. RWS heeft hiertoe zijn contractmodule “de leerruimte” geactiveerd en hierin samen met de betreffende aannemer een onderzoek gestart naar hoe deze vroegtijdige schade in de toekomst voorkomen kan worden. De onderzoeksresultaten vanuit deze leerruimte duidden erop dat deze schade het gevolg is geweest van een combinatie van factoren. Eén van de geconstateerde hoofdoorzaken is een verandering van de eigenschappen van bitumineuze bindmiddelen, en daardoor de prestatie van deze bindmiddelen binnen het project. 

Bovenstaand onderzoek was in haar scope beperkt. Om tot een landelijk gedragen oplossing te komen dient het onderzoek uitgebreid te worden en zal voor de behandeling en afhandeling van deze complexe problematiek een technisch kader moeten worden ontwikkeld. 

In essentie is het hier voorgestelde onderzoek een continuering van de hierboven beschreven contractclausule “de leerruimte” met daarbij de toevoeging van de opgedane kennis vanuit het afgeronde Asfalt-Impuls project “Grip op bitumen”. 

Doelstelling

Het identificeren van eigenschappen, testmethoden en parameters die gebruikt kunnen worden om significante (negatieve) gevolgen op de asfaltkwaliteit te belichten en onderscheiden. Idealiter leidt deze route tot inkoopspecificaties die aangeroepen kunnen worden gedurende de beginfases van een werk. Deze inkoopspecificaties bestaan uit zowel specificaties voor de functionele eigenschappen, als voor de samenstelling en/of emissie.  

Om te waarborgen dat de geleverde bindmiddelen daadwerkelijk voldoen aan de overeengekomen inkoopspecificaties wordt aan de poort van de asfaltcentrale een extra keuringscontrole ingericht. In tegenstelling tot de proeven voor inkoopspecificaties bestaat de controle aan de poort van de asfaltcentrale uit simpele, tijdsarme en praktijkvriendelijke bepalingen die ondubbelzinnig leiden tot goedkeur of afkeur van de betreffende bindmiddelbatch. 

Omdat er is gekozen voor een functionele benadering worden alle bindmiddelen die de aannemer/asfaltproducent toepast in de huidige Nederlandse wegenbouwmarkt beschouwd (zie bijlage A). Dit betekent dat zowel penetratiebitumina als polymeer-gemodificeerde bitumina tot de scope behoren.  

Er bestaan ook allerhande preblends (met verjongende componenten, viscositeitsverlagers, bio-additieven etc.), de werkgroep is zich ervan bewust dat de aanwezigheid hiervan ook invloed kan hebben op resultaten, en oorzaak kan vormen voor afwijkend gedrag, maar zal zich hier focussen op PEN-bitumina en PmB’s, om eerst na te gaan of slechte prestaties door het startbitumen veroorzaakt kunnen worden.
 

Organisatie